Begin november mocht ik, op uitnodiging van Cultureel Centrum De Balie in Amsterdam, een alternatieve troonrede uitspreken. Organisator Mohamed Saya vond de ´echte´ troonrede nogal tegenvallen, wat betreft onderwijs. In gezelschap van collega´s en één (1) Kamerlid zei ik het volgend over het mbo. Luister je liever? Bekijk dan het filmpje.
Precies een maand geleden, op 5 oktober, de Dag van de Leraar, stond een klein vetplantje op mijn bureau. Er lag een briefje bij. ‘Bedankt dat je mij hebt laten groeien’, met daaronder de naam van een student. Ik was ontroerd. Niet alleen door het bedankje, maar vooral door de tekst. Want dat is wat wij docenten, onderwijsondersteunend personeel en management toch willen: onze studenten laten groeien. De komende jaren moet alles daar op gericht zijn: studenten laten groeien in het beroepsonderwijs. En wij groeien mee.
In het kader van ‘laten groeien’ hebben we de afgelopen jaren veel pogingen meegemaakt om het onderwijs in te richten. Ze werden gegoten in afkortingen als ‘CGO’, ‘PGL’ of holle termen als ‘natuurlijk leren’ of ‘gepersonaliseerd leren’. Meestal goedbedoeld, maar in veel scholen leidde het tot onduidelijkheid, ongemotiveerde studenten en ongeïnspireerde docenten. We stoppen daarmee. Van nu af aan is de belangrijkste afkorting in het mbo ‘GGO’: Gewoon Goed Onderwijs. We gaan normaal doen. De meeste docenten die voor de klas staan, in theorie- of praktijklokaal, weten prima wat studenten moeten weten. En wat de beste methoden zijn om die boodschap over te brengen. En hoe dat te toetsen. Gewoon Goed Onderwijs. En als je als team vindt dat dat probleemgestuurd of competentiegericht moet, met 21e, 22e of 14e eeuwse vaardigheden -bij die laatste denk ik even aan vakmensschap in een meester-gezel-relatie- dan is dat aan het onderwijsteam zelf.
Wat die teams betreft: er bestaat al sinds 2009 een professioneel statuut in het mbo. Dat geeft in principe professionele vrijheid aan de onderwijsteams om het onderwijs in te richten op een manier die bij hen past. De discussie omtrent wel of niet online onderwijs buiten crisistijd zou wat dat betreft ook geen discussie moeten zijn: in coronatijden hebben we laten zien dat we het kunnen, ons onderwijs voor een groot deel online inrichten zodat we onze studenten op afstand kunnen bedienen. Maar voor de meeste docenten -ook voor de studenten trouwens- blijft het ‘next best thing’: het beste onderwijs wordt gegeven in ‘fysieke’ lessen, in theorie- en praktijklokalen, in studieruimtes en stageplek. Het mbo mag zich voor een groot deel best feliciteren met het afstandsonderwijs van de afgelopen jaren, maar het is tijd om elkaar weer te ontmoeten. Hier en daar kan online afstandsonderwijs een prima alternatief zijn, dus we gooien het kind niet met het badwater weg. En, voor de volledigheid: daar gaan de onderwijsteams dus over, niet de politiek. Voor de bühne klinkt het best goed, roepen dat het onderwijs weer terug naar normaal moet, maar de teams kunnen dat prima zelf bepalen.
De wijze van financiering van het onderwijs is al jaren een discussie. Er zitten ongetwijfeld perverse prikkels aan de lumpsum financiering, waardoor studenten kunnen worden gezien als wandelende zakken met geld en er meer in gebouwen en apparaten geïnvesteerd wordt dan in mensen, om zo nóg meer studenten aan te trekken. Zullen we het eindelijk eens over kwaliteit hebben? Scholen moeten het over de béste oplossing hebben, niet over de goedkoopste. Investeer in mensen, niet in gebouwen. Het lerarentekort in het mbo is wellicht minder nijpend dan in het po en in het vo, maar het dient zich hier en daar wel aan. Er dient meer aandacht voor het mbo binnen de lerarenopleidingen te komen, daarnaast komen er trajecten om zijinstromers zo snel mogelijk en zo goed mogelijk op te leiden tot bevoegde docenten. Ik zeg nadrukkelijk docenten. Er kan best ruimte blijven voor instructeurs, maar we beschouwen die niet meer als goedkopere docenten tweede klas. Voert een instructeur docententaken uit, dan gaat een schoolbestuur ervoor zorgen dat hij of zij zo snel mogelijk een lesbevoegdheid kan halen. Maak daarbij gebruik van kennis en ervaring van andere docenten, waarbij elk roc een eigen opleidingsschool heeft waarin nieuwe docenten en zij-instromers alle tijd en ruimte krijgen om te groeien in ons prachtige vak.
Als voorgaande een einde betekent van de lumpsum financiering, moet de overheid ook nu niet dralen en dezelfde besluitvaardigheid tonen die het de afgelopen coronajaren heeft getoond in het onderwijs: als je in een keer achtenhalve miljard kunt uitgeven voor vermeende achterstanden, pak dan ook de regie terug in de hele financiering.
Een van de meest schrijnende problemen bij mbo-studenten die stage willen lopen, is discriminatie door stagebedrijven. Dit jaar toonde het Verwey Jonker Instituut onomstotelijk vast dat studenten met een migratieachtergrond veel moeilijker een stageplek vinden dan andere studenten. ROC’s moeten daarover nu echt eens in gesprek durven te gaan met stagebedrijven. Er is echt meer bewustwording nodig. Onderwijsprofessionals, werkgevers en beleidsmakers moeten nu echt doordrongen worden van het feit hoe pijnlijk stagediscriminatie is, en hoe schadelijk. Er zullen manieren gevonden moeten worden om anoniem solliciteren mogelijk te maken. Niemand mag meer op grond van achternaam of andere persoonsgegevens genegeerd worden bij de sollicitatieprocedure.
Onze studenten moeten groeien. Ze hebben daarbij ruimte nodig. Het zijn geen plofkippen die we volstoppen met informatie en vaardigheden voor de arbeidsmarkt. Het zijn vrijeuitloopstudenten. Dat betekent dat we in het mbo gaan inzetten op brede vorming, en niet slaafs de arbeidsmarkt gaan volgen die een ‘wij vragen, jullie draaien’-mentaliteit hanteert. Natuurlijk, we leiden vakmensen op. Maar daarnaast zijn er nog belangrijkere zaken. Als ik even voor eigen parochie mag spreken: mijn school leidt mensen tot wendbare, empathische, ondernemende mensen die waardenvast kunnen en durven handelen. Besteed aandacht op de roc’s aan ethiek, kunst, cultuur. Dat hoeft echt niet alleen binnen de lessen Burgerschap plaatsvinden. We gaan de komende jaren letterlijk en figuurlijk de grenzen opzoeken, binnen de roc’s. We zullen mbo-studenten steeds vaker gaan tegenkomen in het museum, in de politiek, bij de leesclubs. Wat dat laatste betreft: ook voor de mbo’s is er een belangrijke taak om de ontlezing tegen te gaan. Er gaat geïnvesteerd worden in leesonderwijs, waarbij leesplezier maar zeker ook brede vorming centraal staat. Wie leest, wordt niet alleen slimmer maar wordt ook een beter mens, zo houd ik mijn studenten voor in mijn leespauzes.
Eerlijk gezegd ben ik niet zo goed in het verzorgen van planten. Ik hoop dus dat ik het vetplantje in leven houd. Ik kan in ieder geval beloven dat ik de afzender alle ruimte ga even. Heel veel succes, iedereen.