Als inkijkje in mijn lessen ‘Creatief schrijven’ met mijn klassen journalistiek deel ik een eigen uitwerking van een opdracht die ik heb gegeven. Nadat ik met mijn tweedejaars het geweldige korte verhaal ‘Poep’ van Manon Uphoff had gelezen, kregen ze van mij de opdracht om een zo smerig mogelijk verhaal te vertellen. Ze daagden me meteen uit om er zelf ook eentje te schrijven. Welnu, ik ben de beroerdste niet. Bij deze een waargebeurd verhaal met onze huishond Odie.
Beagle
Het was zo’n typische net-niet winterdag toen ik besloot een stukje te gaan wandelen met Odie, onze hond. Odie was een wisselend hyperactieve en oerluie beagle. Beagles zijn befaamd om hun reuk- en speurzin, echte jachthondjes. In de praktijk betekende dat vooral dat Odie tijdens het uitlaten continu met het koppie omlaag al snuffelend zijn weg zocht, op zoek naar… ja, wat eigenlijk? Er was misschien een loops teefje voorbijgekomen, een konijn, wat groter wild misschien. Het moesten gemiddeld zo’n 83 geursporen zijn die hem zijn neus bijna plat tegen de grond deden drukken. Aan mij de taak om ervoor te zorgen dat mijn huisdier niet onverhoopt tegen een boom op liep, of erger, een vijandige soortgenoot. En niet te vergeten: hem weghouden van sterk ruikende, maar onsmakelijke of zelfs ronduit oneetbare substanties. Voor je het weet werd hij zo ziek als een, eh, hond.
Maar goed, vandaag was het qua weer misschien niet zo’n mooie dag, het was in ieder geval droog en ik had op deze thuiswerkdag even een vrij uurtje. Dan kon ik onze beagle mooi even wat beweging geven, dacht ik. Niet dat hij daar op zat te wachten: Odie zat in zijn luie fase. Er zijn honden die al kwispelend en kwijlend bij de voordeur staan te wachten als hun baasjes enige beweging maken richting halsband en/of hondenriem, onze jachthond heeft dagen dat hij nauwelijks uit zijn mand te krijgen is. Alsof hij het erom doet beweegt hij zich trager dan traag richting de gang, en ik stel me zo voor dat in zijn hondenbrein een stemmetje zegt: ‘de baas moet weer zo nodig. Wie laat wie nou uit?’ Overigens is van die landerige inactiviteit niets meer te merken zodra je twee stappen buiten de deur zet: dan zetten al die verschillende geuren datzelfde hondenbrein op standje overactief. Hij trekt zodanig hard aan de lijn dat je je afvraagt of dit nou dezelfde hond is als twintig seconden geleden.
Onsmakelijkers
Vandaag was daar geen uitzondering op. Toch leek hij iets actiever dan anders. Alsof hij… iets anders dan anders rook. Iets sterkers. Iets.. onsmakelijkers. Na honderd meter zag ik het al. Odie was druk op weg naar een plasje onvervalste kots. Het lag vlak bij ons huis. Op de stoep, op onze looproute, lag een rozige plas braaksel. Bij het naderen rook ik in de kou de zure lucht, en eenmaal dichtbij -Odie was bijna niet meer te houden, ik hield hem korter dan ooit tevoren- zag ik dat er nog een beetje damp vanaf sloeg. Of het nou een mens was of een dier dat hier zijn maag geleegd had, het was in ieder geval pas net gebeurd. In de plas dreven ondefinieerbare stukjes, grote en kleine. Het was niet te achterhalen wat het ooit was geweest, de route naar binnen en naar buiten had het onherkenbaar gemaakt. In de verste verte deed het wat denken aan een mislukte hutspot met de geur van zuurkool.
‘Kom Odie’, sprak ik. Verderop was het dijkje waar hij altijd los mocht lopen. Wellicht waren er wat vrienden van hem: zolang er geen herdershonden in de buurt zijn dartelt Odie er lustig op los. Na een kwartiertje lopen gaf ik dus ook het commando ‘voor!’. Onze brave hond ging rustig zitten, in afwachting van een koekje of een plakje kaas -met een beetje mazzel dat laatste, zijn lievelingskostje. Onze beagle wachtte rustig af tot zijn lijn losgemaakt werd, schrokte het plakje kaas naar binnen, en terwijl er toch meerdere speelkameraadjes op het veld waren… stoof hij weg. In al die jaren -zowel ervoor als erna- heb ik onze Odie nog nooit zo hard zien rennen. ‘Een beagle kan een topsnelheid van 45 kilometer per uur halen’, googelde ik ooit ter voorbereiding op de komst van onze hond. Ik denk dat Odie die snelheid nu overtrof.
Tactiek
Aangezien ik niet zo snel ter been ben, bepaalde ik eerst mijn tactiek. Naar huis was hij niet, wist ik, want dat deed hij nooit. Liever daagde Odie mij uit door me steeds dichtbij te laten komen om er vervolgens weer vandoor te gaan. Een enkele keer viel hij een golden retriever lastig of liet hij mijn hart een paar slagen overslaan door de straat over te steken -en een verkeersdiploma had hij nou eenmaal niet.
Net als altijd voelde ik me toch enigszins ongemakkelijk toen ik al roepend en fluitend om Odie riep. Ik bedoel, ten aanzien van andere hondeigenaren moet je toch je nederlaag toegeven: ja sorry, het is losloopgebied, maar ik heb mijn hond niet onder controle. Het ‘ja, het is nou eenmaal een beagle’ moet opnieuw van mijn gezicht te scheppen zijn geweest. Want waar kon dat beest nou zijn? Enfin, ik besloot maar naar huis te gaan om mijn fiets op te halen. Niet dat ik die 45 kilometer per uur haalde, maar toch.
Bijna thuis kwam ineens de plas braaksel weer in me op. Wacht even, Odie zou toch niet …? Maar nee, zo erg was het nou ook weer niet. Want die plas was al weer verdwenen, zag ik. Misschien dat een of andere buurman met een hogedrukspuit… oh wacht, daar was Odie ook al. Kwispelend stond hij mij op te wachten. Toen ik hem naderde, zag ik rond zijn snuit nog wat roze stukjes zitten die hij met zijn tong probeerde te bereiken. Ik keek naar mijn nasmakkende hond, en naar de plek waar de kots gelegen had. Ik realiseerde me dat in een kwartier tijd onze beagle zijn snuit vol in de warme plas had geduwd, de stoep schoon leeg had gelikt en daarbij geprobeerd had alle stukjes mee te nemen die het te bieden had. Even maakte ik mezelf wijs dat een van de stukjes vanzelf via zijn neus in zijn hondenbekkie kroop. Maar voordat ik daar echt zeker van kon zijn, ging er al een warme hondentong naar boven om óók dat stukje overgeefsel naar binnen te werken.
Ik maakte Odie vast aan de lijn en liep het laatste stukje naar huis. Odie probeerde daarbij zijn snuit in mijn handpalmen te duwen, maar daar bedankte ik maar voor. Ik voelde wat druppels opkomen en ik duwde mijn kraag wat omhoog. Bijna thuis, en ik bedacht dat we vanavond de hondenbrokken maar in de kast moesten laten zitten.