Hoe ga je als docent Nederlands om met ChatGPT? Is het einde oefening, omdat onze schrijfopdrachten nu door een AI-robot gedaan kunnen worden? Ik schreef een opinieartikel in de Leeuwarder Courant van 4 februari 2022. Het programma omarmen, zoals sommigen zeggen, gaat me net even te ver, maar laten we het beest maar in de bek kijken. We jagen het toch niet meer weg.
Stel je voor dat je een überslim zusje hebt dat ál jouw huiswerkopdrachten begrijpt, en gratis en voor niets jouw huiswerk wel wil maken. Ze kan het zelfs zó doen, dat je leraren er echt niet achter komen dat zij het heeft gedaan. Nou ja, misschien hebben ze hun twijfels, maar ze kunnen niets bewijzen. Ze staan een beetje glazig bij je tafel te staren en durven misschien zelfs nog wel te vragen of je het écht zelf wel hebt gedaan, maar het is jouw woord tegen het zijne. En het mooiste is: je zusje kan altíjd, en bijna alles. Ze wil zelfs wel een paar foutjes maken om het echt te laten lijken. Klinkt ideaal toch? Dat zusje is er nu. En ze heet ChatGPT.
Soms komen er dingen voorbij in het onderwijs waarvan je als docent denkt: ‘dit gaat echt zóveel veranderen in de dagelijkse lespraktijk.’ Zelden gaat dat in één klap: de introductie van whiteboards, smartphones en educatieve apps daarvoor gingen vaak erg geleidelijk. ChatGPT was in 2022 een soort clusterbom waarvan we het effect nog steeds niet kennen. Ik vraag me in ieder geval af of we het verschijnsel moeten omarmen, of dat we er juist doodsbang voor moeten zijn. En of ik mijn baantje als leraar Nederlands nu maar op moet zeggen. Als meer mensen dat doen, hebben we meteen het lerarentekort opgelost.
Betoog
Ik omschrijf de ChatGPT als een zeer, zeer geavanceerde zoekmachine die jou niet alleen laat zien waar je de informatie vandaan kunt halen op internet, maar die ook nog eens alles zodanig kan ordenen en opschrijven dat hij ook nog eens complexe opdrachten kan uitvoeren. Wel zo handig als je lastige huiswerkopdrachten krijgt. Ik probeerde hem voor het eerst in december 2022 uit. ‘Het zal wel’, dacht ik, toen ik een opdracht invoerde die onze studenten Zorg op niveau 4 in het tweede jaar krijgen: ‘Schrijf een betoog over technologisering in de zorg in 300 woorden.’ De volgende 10, 20 seconden staarde ik vol ongeloof naar mijn beeldscherm: binnen een dialoogvenster werd in razend tempo een betoog opgebouwd, met inleiding, kern en slot, een stelling met argumenten, waarbij tegenargumenten werden ontkracht. Inclusief fancy knipperende cursor en een wat gedateerd lettertype: de jaren ’80-nerd in mij werd op zijn wenken bediend.
Maar ho, ik ben als docent natuurlijk niet voor één gat te vangen. Een betoog is iets anders dan een instagramgedicht, of een gedicht over je woonplaats. Met veel trots had ik die creatieve schrijfopdrachten aan mijn studenten gegeven. Met gezonde scepsis typte ik de woorden ‘schrijf een instagramgedicht’ in. Binnen 7 seconden kwam ChatGPT met een kort, bondig gedicht, inclusief hashtags en een formaat dat prima binnen het vierkantje van Instagram zou passen. Allemachtig. Ik zal u besparen welke opdrachten ik daarna nog meer gegeven heb, maar na een avondje wist ik genoeg: dit programma kan (bijna) alles en welke schrijfopdracht ik aan mijn studenten ook geef, als ze dit programma eenmaal hebben, hoeven ze vrijwel niets meer te doen.
Wachtkamer
Je hoeft geen groot filosoof te zijn om te weten: elke technologie wordt ontwikkeld om te worden gebruikt. De ChatGPT is er en gaat niet meer weg. ‘Dit moet verboden worden’, las ik in december al ergens op twitter, maar in een land waar mobieltjes op school niet verboden worden en waar laptops op school soms verplicht worden, weet je dat dat niet gaat gebeuren. Ik besloot even in de wachtkamer te gaan zitten: laat eerst mijn studenten maar even zelf zweten op hun teksten, later hebben we het er wel over.
Medio januari ontdekte het grote publiek ChatGPT, via TikTok, de NOS en in navolging daarvan meerdere tv-programma’s. Teneur van de reacties: ‘dankzij dit programma hoef jij nooit meer je huiswerk te maken.’ Dat soort headlines doet het goed, natuurlijk. En via TikTok zou het niet lang duren voordat mijn studenten het wisten. Maar ik besloot nu eens op de troepen vooruit te lopen: ik wilde zélf mijn studenten laten zien wat het programma voor ze kan doen.
In de laatste week van januari heb ik het programma in al mijn mbo-klassen geïntroduceerd. ‘Jij bent ook een mooie’, zeiden sommige collega’s, ‘je vertelt ze gewoon hoe ze kunnen frauderen. Schrijf je ook hun spiekbriefjes?’ Ik probeerde uit te leggen dat ik liever had dat mijn studenten van míj hoorden dat dit programma bestond, zodat we het gezamenlijk over de implicaties konden hebben. Bovendien kan het geen kwaad dat jouw studenten weten dat jij weet hoe zij een opdracht kunnen omzeilen. Maar goed, ik moest eerst maar even de reacties afwachten. Halfhartig als een docent soms kan zijn, besloot ik wel om het alleen maar te laten zíen, hoe ze er precies moesten komen, moesten ze zelf maar uitvogelen.
‘Weten de andere leraren dit ook?’
Hoe de reacties waren? Stel je voor dat je op een kinderfeestje tegen de kinderen zegt dat alles mág: zoveel taart eten als je wilt, je mag met eten gooien, op het behang tekenen, er is meer snoep dan je op kan… Je zult worden aangekeken met een mengeling van blije verbazing, enige achterdocht, en ook enige schroom: dit is te mooi om waar te zijn, dit kan ook niet goed zijn, maar oh wat is het fijn. Het duurde niet lang of meerdere studenten hadden het programma zélf al gevonden en uitgeprobeerd, en ze waren het met mij eens: dit kon wel eens een echte gamechanger zijn. En toen ik zei dat wij als docenten vrijwel machteloos staan -plagiaatcheckers komen (nog) tekort- werd er eindeloos gespeculeerd. Een greep uit de reacties:
- ‘Wat dit er op het vmbo geweest, echt, ik had alles gehaald.’
- ‘Wat is dit, ‘super-Siri?’
- ‘Weten de andere leraren dit ook?’
- ‘Mag dit eigenlijk wel?’
- ‘Maar dan leer je toch niks?’ (Antwoord: ‘ja, boeie’)
Toegegeven, misschien beleefde ik iets te veel genoegen aan deze vertoning. Ik liet immers iets zien waar ik zelf ook part noch deel aan had. Toch was het mooi om de verwondering te zien. En bovendien was het goed om het over de gevolgen te hebben: hoe konden wij als leraren voorkomen dat ChatGPT al het huiswerk ging doen? ‘Ja duhuh, gewoon geen opdrachten geven.’ Maar iets verder voorbij de normale studentreflexen kwam er echt een goed gesprek op gang. Toen ik opperde dat we maar weer terug moeten gaan naar het aloude systeem met schoolschrift en pen, werd ik weggehoond: waren het niet de scholen zélf die studenten hadden verplicht een laptop aan te schaffen? Dan zou het wel heel unfair zijn om daar op terug te komen. Bovendien, zo zeiden de studenten, ChatGPT is niet onfeilbaar. ‘Je moet best nog veel dingen weten om erachter te komen of het klopt wat hij schrijft, en of je het wel zo kan inleveren’, zei een studente. Ik schreef het al ergens: misschien moeten we weer terug naar 19e-eeuwse vaardigheden om om te leren gaan met 21e-eeuwse technologie.
Ik heb een afspraak met mijn studenten gemaakt: de komende maanden mogen ze van mij de ChatGPT gebruiken om schrijfopdrachten in te leveren. Het enige wat ik van ze vraag, is dat ze me eerlijk vertellen dát en hóe ze hem hebben ingezet. Misschien leren ze er zelf wat minder van, maar ik moet het beest maar in de bek kijken. En wellicht, als ik mezelf echt overbodig acht, ga ik maar wat anders doen. Maar iets zegt met dat het niet zo’n vaart zal lopen.