Column kerkblad Geandewei, mei 2023
Op het moment dat ik dit schrijf, wil het maar niet vlotten met de lente in Nederland. En daar baal ik van. Niet alleen snakken mijn lichaam en gemoed naar een beetje zon, ik gebruik de eerste warme dag van het jaar in mijn lessen Nederlands altijd voor een kennismaking bij mijn eerstejaars met mijn favoriete lied van mijn favoriete Nederlandse zanger: ‘Mooi’, van Maarten van Roozendaal.
De dag voor de meivakantie keek ik naar buiten. Nog steeds grijs, troosteloos weer. Maar ik was het zat. Er ging een nieuwe generatie studenten kennismaken met Maarten van Roozendaal en zijn lofzang op de lente: ‘En hoe de zwoele wind de wolken waait/tot pas gewassen luchten.’ Ik printte de songtekst en de opdrachten die erbij hoorden, over stijlfiguren en alliteratie, over die prachtige contradictie ‘om te janken zo mooi’ en hoe Maarten van Roozendaal in 3 minuten een prachtige sfeer oproept die hem doet uitroepen: ‘Ach ik ben goddank dus nog een keer een jonge lente waard!’ ‘Goddank’, zegt Van Roozendaal, terwijl hij atheïst was. Dat denk ik althans, gezien zijn cynische ‘Red mij niet’. Maar het maakt mij niet uit. Zeker sinds de dood van Van Roozendaal -hij overleed in 2013 op 51-jarige leeftijd- zegt die zin mij heel veel: ik ben goddank nog een keer een jonge lente waard.
Hoe ik mijn best ook deed om alle beeldspraak, metaforen en hyperbolen uit te leggen, de songtekst raakte de studenten niet echt. Dat kan ik ze ook niet kwalijk nemen, kunst is zo persoonlijk. Maar het was tijd om Van Roozendaal zelf te laten zien en horen. Ik startte het filmpje, het commentaar (‘vandaar dat-ie niet oud werd, hij staat op het podium te roken’) even negerend. En eenmaal luisterend, moesten de studenten toegeven dat het tóch meeviel met die boomermuziek. Maar één studente keek me even scherp aan, en zei: ‘ik heb even op u zitten letten. Het nummer ontroert u écht, hè?’
Daar had ze me: ze had gelijk. En dus legde ik uit dat ik Van Roozendaal kort voor zijn ziekte nog heb gesproken, in de schouwburg in Drachten. Hij bleef even hangen na wat een van zijn laatste concerten is geweest. Ik vertelde hoeveel verdriet zijn naderende dood mij destijds deed, omdat het mijn idool was. En ik vertelde over die avond dat ik naar een televisie-uitzending keek met de Nederlandse zangeres Maaike Ouboter die een ode bracht aan Maarten van Roozendaal. Tijdens dat nummer kreeg ik een appje van een vriend: ‘heb je het al gehoord?’ Ik appte terug: ‘ja, prachtig nummer, hopelijk hoort hij het zelf ook nog’. Ik kreeg een vraagteken terug: mijn vriend snapte het niet. Toen appte hij: ‘nee, ik bedoel Maarten van Roozendaal. Hij is overleden.’ Ik keek naar mijn mobiel en naar het televisiescherm, waar Maaike Ouboter nog steeds stond te zingen. Dit kón geen toeval meer zijn.
Ik vertelde dit en de studente verzuchtte: ‘ik weet niet of ik de muziek mooi vind, maar dit verhaal vond ik wel mooi.’ En ik besloot: het is goed zo.
Ik ben goddank nog een keer een jonge lente waard.