Nu het lerarentekort zo groot is, hebben we het vaak over mensen die er níet zijn. Laten we vooral niet vergeten om te kijken naar de mensen die staan te trappelen om het onderwijs in te gaan, zoals mijn stagiaire Susan. Nu haar stage ten einde loopt, schreef ik haar een brief. In overleg met haar maakte ik er een open brief van.
Beste Susan,
Je stage als docent Nederlands bij mij op het mbo loopt ten einde. Ik weet dat het niet gebruikelijk is om een openbare reflectie te geven waarbij iedereen kan meelezen, maar ik wil een aantal dingen kwijt en iedereen mag meelezen.
In september dit jaar kwam je ons gebouw binnenlopen. Als een Xavi Simons bij PSV en het Nederlands Elftal, een vulkaantje dat op uitbarsten staat, gaf je aan: ‘laat mij maar zo snel mogelijk lesgeven.’ En niet van dat benauwde, geen gedeeltes van een les of een afsluiter, gewoon meteen hele blokuren van 100 minuten. Beetje student aan de lerarenopleiding kan dat, maar ja, je was wel negentien (19). In sommige gevallen jonger dan onze studenten.
‘Ga vooral dingen proberen’, zei ik. Ik kan namelijk moeilijk vertellen wat de beste lesstijl is, wat pedagogisch en didactisch juist is. Liever laat ik mijn stagiairs dat ontdekken. Enfin, proberen, dat dééd je. Af en toe moest ik mijn best doen om mijn mond dicht te houden. Niet omdat ik wilde ingrijpen, nee, omdat mijn mond af en toe openviel van verbazing. Zelden heb ik iemand zo comfortabel en natuurlijk voor de klas zien staan, alsof het helemaal geen moeite kostte. Dat het niet vanzelf ging, liet je gelukkig in gesprekken wel blijken. Ik zeg gelukkig, want ik ging al bijna twijfelen aan mezelf. Een beetje leermeester leert ook van zijn leerling, natuurlijk, en ik léérde. Over hoe ik nog meer middelen kan inzetten tijdens mijn les bijvoorbeeld, vooral om de interactiviteit te bevorderen.
Maar goed, jíj was vooral hier om te leren, natuurlijk. En gelukkig ging je af en toe ook op je gezicht. Zelfs dat was een opdracht die je met verve vervulde. Zowel op pedagogisch als didactisch gebied kan ik me een miskleun herinneren. En natuurlijk ga ik die niet in een open brief bespreken. Dat hebben we al uitgebreid in de evaluatie gedaan. Maar misschien waren dat nog wel de momenten dat ik het meest genoot: ik zag je balen. En ik zag je niet een beetje balen, nee, wat er misgegaan was, sneed dwars door je ziel. Een kleine mislukking werd bij jou beeldschoon falen. Op dat moment was ik er écht van overtuigd dat het onderwijs er een fantastische docent bij heeft.
Om met Luc Stevens te spreken: de leerlingen hebben bij jou meteen door of er een docent binnenkomt, of een vak. Jij komt, zo jong als je bent, als docent binnen. Eentje die het tot haar persoonlijke missie heeft gemaakt leerlingen beter te maken in haar vak. En die het moeilijk kan loslaten als het een keertje niet lukt. Wat ik je dan alvast kan meegeven, Susan, is het volgende: loslaten gaat makkelijker worden. Maar zodra het je niets meer kan schelen, dán is het mis. Laat dat gevoel dus nooit helemaal los, want dan word je cynisch en apathisch. En zulke leraren willen we liever niet. Je collega’s niet, ouders niet, en leerlingen al helemaal niet.
Ik hoop dat wij er in het onderwijs in slagen om het vuurtje in jou en al je studiegenoten in Nederland brandend te houden. Volgend jaar ga je je LIO-stage doen, als leraar in opleiding. Dat betekent: eigen klassen, nog meer verantwoordelijkheden. Daar ben je hartstikke klaar voor. Succes met je reis en je onderwijsavonturen.
Met collegiale groet,
Conrad
Mooie brief, ontroerend, ik zie het voor me. Op naar de LIO!