Het verhaal van Marrit
Het is vrijdagmiddag. Ik ben wat eerder klaar op wat later de laatste vrijdag voor de kerstvakantie blijkt te zijn. Van het oorverdovend stille klaslokaal, na de laatste les, loop ik naar het toilet. Nou is toiletbezoek op school niet echt spectaculair, maar nu valt me iets op: op de spiegel hangt een gedicht. Er staat me iets van een provinciaal initiatief bij. ‘Wjerspegelje’ heet het, weerspiegelen. Teksten van Friese dichters op spiegels, in diverse gebouwen in Friesland. Ik lees de titel: ‘Dag mem, hoe giet it’. En terwijl ik nog bezig ben met het vertalen naar het Nederlands toe, en bedenk dat dit gedicht wel eens goed bij onze module over rouw zou kunnen passen, zie ik haar naam staan. Marrit Jellema. En ineens kan ik alleen maar denken: verdomd, het is haar gelukt.
Marrit kwam in 2009 of 2010 bij ons op de opleiding Journalistiek en Fotografie. Ik had die opleiding een aantal jaren daarvoor opgezet met een aantal collega’s. We kregen een eindeloos gevarieerde groep jonge mensen binnen. Ik genoot van mijn lessen Nederlands, Geschiedenis en Journalistiek. Zelf was ik nog bezig met een opleiding Journalistiek in de deeltijd, om mijn studenten beter van dienst te kunnen zijn. En van het begin af aan deed ik ook de intake van de opleiding.
Schalks
Ik zie Marrit nog zitten, bij onze eerste kennismaking. Ze kwam op krukken binnen, iets met haar enkelbanden geloof ik. Toen ik ernaar vroeg, kreeg ik trouwens een hele medische encyclopedie aan blessures te horen: Marrit was fanatiek voetbalster en ik geloof niet dat het wel eens rustig aan deed in een wedstrijd. Ze ging tegenover me zitten en keek me wat schalks aan. Dat is het juiste woord, schalks. ‘Kom maar op’, leek ze te denken. Iets in haar oogopslag deed me aan iemand denken… maar aan wie? Pas toen ze weg was, wist ik het: Marrit leek op een jonge Deborah Harry. Inclusief die brutale, rebelse pose die Harry in haar goede tijd bij Blondie had.
Marrit had niet zoveel met school, zei ze eerlijk bij de intake. Maar deze opleiding wilde ze heel graag doen, want dit was wat het dichtst in de buurt kwam bij wat ze wilde. Ze wilde namelijk schrijver worden, of eigenlijk het liefst dichter. En misschien dat ze met haar creativiteit bij ons nog wel een eind kon komen. Werktuigelijk vroeg ik haar om me dan wat dingen te laten zien, van haar portfolio. En wat maakte dat meisje dan wel? Nou… Ik stond behoorlijk perplex. Zelden had ik een meisje van 16, 17 jaar zulke mooie gedichten zien maken, zonder franje, rauw: elk woord was raak.
Of ze echt wel op de opleiding wilde komen? Zeker wel, maar, zo eerlijk was ze wel, er was bepaald geen garantie voor succes. We keken elkaar aan en we wisten allebei: journalist ging ze niet worden. Maar dat gold voor meerdere studenten. Ik besloot dat we de weg naar een geschikte mbo-opleiding voor dit meisje niet hoefden te blokkeren, en ik schreef ‘aangenomen’ op het intakeformulier. Voor mijn eigen pedagogische archief schreef ik: ‘bij dit meisje zo min mogelijk in de weg lopen’.
Gedichten
Marrits opleiding heeft bij ons maar kort geduurd. Af en toe leverde ze wat werk in, maar bijvoorbeeld een journalistiek verslag in 5WH -wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe- was voor haar al onoverkomelijk. Marrit zat tijdens haar lessen Nederlands gedichten te maken, en verdomd goede ook, degene die ik heb gezien althans. Collega’s van mij konden niet zoveel met mijn pedagogische aanbeveling ‘loop haar vooral niet te veel in de weg’, want uiteindelijk moest er natuurlijk wel gepresteerd worden. Marrit deed alles in haar eigen versnelling: van klasgenoten die haar hadden zien voetballen, begreep ik dat er geen maat stond op Marrit -en dat gold ook voor eigen ploeggenoten. Zowel op het voetbalveld als in het klaslokaal was ze ongrijpbaar. De muren van het klaslokaal knelden. Ik voelde me er bijna schuldig over.
We kregen geen vat op de student Marrit. De mens Marrit, het talent Marrit… daar liep ik mee weg. Hoewel ik wist dat het niet lang ging duren voor ze ons ging verlaten, hoopte ik dat dat moment zo laat mogelijk zou komen. ‘Ik wil gedichten schrijven die mensen écht willen lezen’, zei ze. Ik hoopte er maar het beste van.
Geen drama
Ze is stilletjes van de opleiding verdwenen. Er staat me geen exitgesprek bij, geen drama. We zagen haar niet meer en de uitschrijving liet vervolgens niet lang op zich wachten. Geen idee wat ze ging doen, maar, zo zei ik tegen mijn collega’s: ‘hopelijk lezen we ooit nog iets van haar.’
En dat moment is nu aangebroken: op mijn eigen schooltje nog wel, net op een moment dat je het niet verwacht. Verdomd, het is haar gelukt. We lezen haar gedichten. Ik google haar naam en zie dat ze meer dan een dichteres is geworden: ze is podiumkunstenares, spoken word. Ik luister naar een podcast waarin ze wordt geïnterviewd. Ik vloek hardop: ze had nú in mijn lessen zitten, nú, met mijn leespauzes! Ze vertelt hoe ze vooral gevormd is door lezen, heel veel lezen… omdat ze er zo vaak werd uitgestuurd las ze boeken uit de boekenkast op de gang, op de basisschool. Ze leest zelfs voor uit Hector Malots ‘Alleen op de wereld’, een van mijn eigen favorieten. Had ik dat geweten. Ik had urenlang met haar over dat boek gepraat.
Volgens mij is ze geen fan van leraren. Zou ze mij nog kennen? Vast niet. Ik besluit haar een berichtje te sturen. Het antwoord laat niet lang op zich wachten: ‘natuurlijk ken ik je nog wel.’ Ze kent me vooral als die leraar die glimlachend toekeek hoe ze gedichten schreef tijdens de les.
Ze is spoken word-artieste, nu. Ik luister naar haar album ‘Superpersoonlijk’, een van de eerste Nederlandstalige spoken word-albums. Ze is echt retegoed. Het album is wat de titel zegt, heel persoonlijk. Luister zelf maar. Het talent van Marrit heeft zich niet verloochend. Wat ik eraan heb bijgedragen? Zo goed als niets: soms moet je gewoon niet in de weg lopen.
Marrit heeft me toestemming gegeven om dit verhaal te publiceren. Luister vooral naar haar album ‘Superpersoonlijk’.