Ik zou het anders doen. Niet dat obligate praatje-plaatje-daadje, hoewel veel studenten die structuur wel fijn vinden. Maar de afgelopen weken merkte ik dat de klas het moeilijk vond om de aandacht erbij te houden. De heilige stilte tijdens mijn leespauzes werd regelmatig geschonden. Studenten sjokten mijn lokaal in, bromden ‘o ja, boek vergeten’, sjokten weer terug naar mijn prachtig gevulde boekenkast met schitterende Young Adult-boeken om er blind een boek uit te halen en keerden terug in de les. Tien minuten instructie daarna was al te veel voor sommigen, bij de zelfwerkzaamheid moest ik de (examen!)klas regelmatig tot de orde roepen en alleen een spellingskahoot leverde nog een beetje actie op.
‘Zou je bij jezelf in de klas willen zitten?’, is een vraag die je jezelf als docent regelmatig moet stellen, vind ik. Dat deed ik dus nu ook. En waar ik mezelf altijd voorhoud dat ik het bieden van structuur erg belangrijk vind, vond ik dat het nu tijd was voor andere dingen. Een poëzieproject, besloot ik. Studenten de kracht van taal laten ervaren. Hoe je grote thema’s in woorden kunt vatten. Niet alleen in gedichten, maar ook in songteksten. Damn, wat had ik er een zin in.
En toen ging de les he-le-maal de mist in. Studenten zaten er niet op te wachten, er werd dwars door een liedje van Snelle heengepraat en het dieptepunt vormde toch wel een misselijke opmerking over het uiterlijk van de artiest in kwestie. Ik zou nog meer dingen kunnen noemen, maar dan zou een klas of individuele studenten zich kunnen gaan herkennen met wie ik het gesprek nog moet aangaan. Zou het dan in de volgende klas beter gaan? Iets beter, maar dan ook maar nét.
Radeloos bleef ik in mijn lokaal achter. Ik ben inmiddels de 50 voorbij, moet ik maar niet meer aankomen met dit soort toeters en bellen? Misschien moet ik me maar beperken tot signaalwoorden, tekstverbanden en werkwoordspelling. Dan maar de oude leraar uithangen die zichzelf niet meer hoeft uit te vinden. Als de klas er niet op zit te wachten, waarom zou ik dan? Ik besloot het project een vroege dood te laten sterven.
Iets van mijn gemoedstoestand moet overgekomen zijn op de collega’s. Toen een jonge collega me vroeg hoe het ging, liep ik ineens leeg. En voor we het wisten was de lerarenkamer gevuld met verhalen over schooljaar 2021-2022: tot nu toe is het voor de meesten een zwaar jaar. Niet om weer eens te klagen over hoe k*t het allemaal is in het onderwijs, het online gebeuren was ook geen feest, maar de overgang naar klassikaal, met hier en daar hybride en de voortdurende dreiging van weer online: het is niet alleen zwaar voor een leraar, maar vooral ook voor een leerling. Soms denk ik wel eens dat we vergeten zijn hoe we dat ook al weer moeten doen, school, leerling en leraar zijn.
Dat ik niet de enige ben, las ik in de tweet van onderwijsvriend Henk ter Haar -en de reacties daarop. Veel collega’s voelen dat leerlingen en klassen anders zijn. Jongeren hebben last van tijdgeestmoeheid, en oversensitivieve lerarentypes als ik gaan daar snel in mee -zoals de gemoedstoestand van een docent ook invloed heeft op een klas. Kortom, we zitten even in een vicieuze cirkel.
Wat te doen? Ik denk dat ik in ieder geval maar door moet gaan met mijn poëzieproject. Als ik geloof in de kracht van het woord, maar het maar bij laat zitten als die boodschap niet meteen aankomt bij mijn studenten, ben ik natuurlijk ook geen knip voor de neus waard. Verder wil ik niets meer horen over achterstanden, ook al constateer ik nu zelf ook dat die er zijn. Ik hoop dat de politiek ook gaat inzien dat al het gekrakeel en de verdeeldheid die er nu heerst, ook gevolgen heeft voor de mentale gezondheid van jongeren. Ik bespeur een cynisme -fatalisme zelfs- bij jongeren die ik nog een beetje ken van de kernwapendiscussie in de jaren’80 -maar dan erger. Ook ik ben me gaan ergeren aan het hedonistische en egoïstische gedrag van jongeren, maar ik realiseer me ook dat hun toekomstbeeld deels aan gruzelementen ligt en het pessimisme overheerst.
Kortom, als ik nog even uit de vorige eeuw mag putten: van de week zag ik op de NPO nog een Prince-concert. Het wordt tijd dat we weer een feestje kunnen gaan vieren. Party like it’s 1999. Dansen op de vulkaan. We moeten die éne studente van mij iets gaan geven, toen ze verzuchtte: ‘het is zo lang geleden dat er echt iets léuks gebeurde.’
Ik heb iets leuks voor je, meid. Poëzie.
Zeer herkenbaar mensen!
Wat we op heel veel scholen doen tegenwoordig is een Lefdag.
In een Lefdag verbinden leerlingen weer letterlijk met elkaar, mogen ze hun boosheid, verdriet, whatever er even uitslaan op een stootkussen. Samenspelen, samenwerken, samenleven: iedereen doet oefeningen met elkaar. Ze gaan ook emotioneel verbinden door over de streep te gaan. Daarna weer positief eindigen daar beweging helpt tegen alles (van depressiviteit naar boosheid tot verdriet)!
Het geeft de klas een positieve boost en na deze dag kennen ze elkaar beter dan voor heen. Als je elkaar echt kent, ga je nog beter met elkaar om! Meer weten, docenten laten trainen of boek kopen: http://www.utmuterut.nl of bel 0610406919 Menno Tuik (Buro Weerbaarheid)